Terug naar inhoudsopgave

Verbinding met een netwerk maken: Gebruikershandleiding PRO/Wireless LAN Mini PCI-adapter


Verbinding met een netwerk maken via Intel(R)PROSet


Intel(R) PROSet inschakelen voor het beheer van draadloze verbindingen

Als u momenteel uw draadloze verbindingen beheert met Windows XP, kunt u hieronder lezen hoe u Intel(R) PROSet kunt instellen als beheerprogramma voor uw draadloze verbindingen.

  1. Klik op het bureaublad op Start > Configuratiescherm. Als het Configuratiescherm in de Categorieweergave wordt geopend, klikt u op Klassieke weergave. Als het Configuratiescherm in de Klassieke weergave wordt weergegeven, gaat u naar de volgende stap.
  2. Klik met de rechtermuisknop op Netwerkverbindingen en klik vervolgens op Eigenschappen.
  3. Klik in het dialoogvenster Eigenschappen voor draadloos netwerk op de tab Draadloze netwerken en controleer of het selectievakje Draadloos netwerk automatisch configureren is uitgeschakeld.
  4. Dubbelklik op het pictogram van Intel(R) PROSet op de taakbalk.
  5. Als u al profielen hebt ingesteld, klikt u op de tab Netwerken. In de lijst met profielen worden in dat geval de beschikbare netwerken weergegeven. Als u nog geen profielen hebt gemaakt, raadpleegt u Nieuwe profielen maken voor meer informatie.

Geavanceerde systeeminstellingen

Opties voor profielbeheer

De volgende opties voor het beheer van profielen zijn te vinden op het tabblad Geavanceerde instellingen.

Beschikbare netwerken weergeven wanneer deze niet zijn gekoppeld: Wanneer dit selectievakje is uitgeschakeld, wordt het Intel(R) PROSet-dialoogvenster met de beschikbare netwerken uitgeschakeld. Wanneer dit selectievakje is ingeschakeld, geeft de Intel(R) Configuratieservice op de achtergrond automatisch beschikbare netwerken weer die niet in de profiellijst zijn vermeld. Bij deze methode wordt automatisch een verbinding tot stand gebracht met beschikbare netwerken die zich binnen het bereik van de draadloze adapter bevinden. De Configuratieservice controleert voortdurend de verbindingsstatus van de draadloze adapters. Als er geen bruikbare profielen zijn in de profiellijst voor een netwerk, wordt automatisch een dialoogvenster weergegeven met de beschikbare toegangspunten in het netwerk en de computers (ad-hocmodus) die zich binnen het bereik van de draadloze adapter bevinden. De Configuratieservice kan ook gebruikt worden als er meer dan één draadloze adapter geïnstalleerd is met 802.11b-banden. Wanneer het dialoogvenster Configuratieservice met een overzicht van de beschikbare netwerken wordt weergegeven, selecteert u de optie "Dit niet meer weergeven" om te voorkomen dat het dialoogvenster opnieuw wordt weergegeven als de adapter de koppeling met het netwerk verliest. De Configuratieservice blijft functioneren en blijft proberen om een verbinding tot stand te brengen met gebruikmaking van een profiel in de profiellijst of een verbinding met een beschikbaar netwerk, afhankelijk van de selectiemodus. Dit betekent dat, als de optie Alleen met beschikbaar netwerk via profielen verbinden is geselecteerd en er geen overeenkomende profielen worden gevonden, de adapter niet aan een netwerk zal worden gekoppeld. U kunt de knop Verbinden op het tabblad Netwerken nog wel gebruiken om een verbinding met een beschikbaar netwerk tot stand te brengen.

Melden wanneer voorzieningen voor profielbeheer worden uitgeschakeld: Wanneer dit selectievakje is uitgeschakeld, is het beheerprogramma Windows XP Zero Configuration ingeschakeld. Wanneer dit selectievakje is ingeschakeld, verschijnt het bericht "Een ander draadloos LAN-hulpprogramma communiceert met de Intel(R) PRO/Wireless LAN-adapter. De functies voor profielbeheer van PROSet zijn tijdelijk uitgeschakeld om conflicten te vermijden." Als bijvoorbeeld Windows XP Zero Configuration is ingeschakeld, kunt u de knop Verbinden niet gebruiken om verbinding te maken met beschikbare netwerken. Met de knop Scannen kunt u beschikbare netwerken zoeken. De knop Verbinden is echter niet beschikbaar wanneer u hiermee een verbinding met een beschikbaar netwerk wilt maken.

  • Ad-hocmodus is uitgeschakeld. De knop Verbinden in het dialoogvenster voor ad-hocverbindingen functioneert niet meer.

  • Menu van het pictogram op de taakbalk: Het is niet meer mogelijk om vanuit het taakbalkmenu een ad-hocprofiel te starten of een profiel toe te passen.

Melden wanneer Windows XP Zero Configuration is ingeschakeld: Als dit selectievakje is uitgeschakeld, geeft dit aan dat het beheerprogramma XP Zero Configuration actief is. Vervolgens verschijnt het bericht: "Op dit moment is Windows XP geconfigureerd voor het beheer van de Intel(R) PRO/Wireless LAN-adapter. Wilt u het Windows XP-beheer uitschakelen en Intel(R) PROSet de draadloze adapter laten beheren?

  • Selecteer Ja om de adapter te laten beheren door Intel(R) PROSet.

  • Selecteer Nee om de adapter te laten beheren door Windows XP.

Als dit selectievakje is ingeschakeld, geeft dit aan dat Intel(R) PROSet actief is.

Voorzieningen voor profielbeheer inschakelen: Als dit selectievakje is ingeschakeld, geeft dit aan dat Intel(R) PROSet het standaardbeheerprogramma is voor de draadloze client.  Als het selectievakje is uitgeschakeld, geeft dit aan dat Windows XP als beheerprogramma voor de draadloze client fungeert.


Intel(R) PROSet Configuratieservice

De functie Configuratieservice werkt op de achtergrond en geeft automatisch de beschikbare netwerken weer die niet zijn opgenomen in de profiellijst. Deze methode brengt in een 2,4-omgeving automatisch een verbinding tot stand met beschikbare netwerken die zich binnen het bereik van de draadloze adapter bevinden. De Configuratieservice controleert voortdurend de verbindingsstatus van de draadloze adapters. Als de profiellijst voor een netwerk geen bruikbare profielen bevat, verschijnt automatisch een dialoogvenster met de beschikbare toegangspunten in het netwerk en de computers (ad-hocmodus) die zich binnen het bereik van de draadloze adapter bevinden. De Configuratieservice kan ook gebruikt worden als er meer dan één draadloze adapter geïnstalleerd is die de 802.11b-band gebruikt.

De Configuratieservice levert de volgende voorzieningen:

  • De Configuratieservice wordt gestart als u zich aanmeldt op de computer.
  • Er wordt geen actieve profielschakeling uitgevoerd. Wanneer de adapter eenmaal is gekoppeld aan het toegangspunt, wordt er geen schakeling uitgevoerd als een profiel met een hogere prioriteit beschikbaar komt.
  • De Configuratieservice is alleen beschikbaar wanneer Intel(R) PROSet is geïnstalleerd.
  • Als met de profielen in de profiellijst geen verbinding met een toegangspunt gemaakt kan worden, wordt een dialoogvenster weergegeven waarin de beschikbare netwerken worden genoemd.
  • Als meerdere profielen worden genoemd voor een beschikbaar netwerk, verschijnt een dialoogvenster met een lijst van de profielen waaruit u kunt kiezen.
  • Als een beschikbaar netwerk wordt gedetecteerd waarin gebruik wordt gemaakt van WEP-codering en -verificatie, wordt een dialoogvenster weergegeven voor het configureren van de WEP-codering, voordat de verbinding tot stand wordt gebracht.

De Configuratieservice kan op twee manieren gebruikt worden:

  1. Alleen via profielen verbinding maken met een beschikbaar netwerk: In deze modus probeert de Configuratieservice alleen verbinding te maken met een toegangspunt in een netwerk met behulp van profielen in de profiellijst. Als er geen passend profiel wordt gevonden, verschijnt een dialoogvenster met een lijst van beschikbare netwerken. U kunt dit dialoogvenster sluiten zonder een verbinding te maken door op de knop Annuleren te klikken. De adapter wordt dan niet gekoppeld en de lijst van beschikbare netwerken wordt NIET opnieuw weergegeven, tenzij een ander beschikbaar netwerk wordt gedetecteerd. Deze modus wordt ingesteld met de opties in Geavanceerde instellingen.
  2. Verbinding maken met een willekeurig beschikbaar netwerk als er geen overeenkomend profiel wordt gevonden: In deze modus probeert de Configuratieservice eerst verbinding te maken met een toegangspunt in een netwerk met behulp van profielen in de profiellijst. Als er geen bruikbaar profiel wordt gevonden, probeert de Configuratieservice automatisch een verbinding te maken met een beschikbaar netwerk. Deze modus wordt ingesteld met de opties in Geavanceerde instellingen.

Automatische verbinding inschakelen

De Configuratieservice controleert ook of een laptopcomputer uit de slaapstand wordt gehaald. In dit geval schakelt de Configuratieservice de automatische verbindingsservice opnieuw in.

Deze voorzieningen kunnen opnieuw ingeschakeld worden door de computer opnieuw te starten of door de computer uit de slaapstand te halen.

Voorzieningen die worden uitgeschakeld wanneer een andere toepassing voor profielbeheer wordt gedetecteerd 

Voor AAA Client:

Als u OK selecteert, zal de toepassing AAA Client de adapter beheren. De huidige verbinding blijft gehandhaafd, maar de onderstaande Intel(R) PROSet-voorzieningen zullen niet meer naar behoren functioneren. Om conflicten te voorkomen, worden de Intel(R) PROSet-voorzieningen voor profielbeheer tijdelijk uitgeschakeld. Als u deze voorzieningen weer wilt inschakelen, schakelt u eerst het andere LAN-hulpprogramma uit en gaat u dan op een van de volgende manieren te werk:

  1. Schakel de voorzieningen weer in vanuit Geavanceerde instellingen van Intel(R) PROSet.
  2. Start de computer opnieuw op vanuit de slaapstand.
  3. Start de computer opnieuw op.

Voor Windows XP Zero Configuration:

  • Selecteer Ja om Windows XP Zero Configuration uit te schakelen. Intel(R) PROSet blijft in dat geval de adapter beheren. 
  • Selecteer Nee om de adapter te laten beheren door Windows XP. De huidige verbinding blijft gehandhaafd, maar de onderstaande Intel(R) PROSet-voorzieningen zullen niet meer naar behoren functioneren. U kunt opgeven dat dit dialoogvenster niet nog een keer moet worden weergegeven. In dat geval zal Windows XP Zero Configuration automatisch de draadloze adapter beheren. Het meldingsvenster kan opnieuw worden ingeschakeld vanaf het tabblad Geavanceerde instellingen.

Betrokken Intel(R) PROSet-voorzieningen:

  • De knop Verbinden op de pagina Profiel functioneert niet meer.
  • De knop Scannen kan worden gebruikt om te scannen naar beschikbare netwerken, maar de knop Verbinden functioneert niet wanneer gepoogd wordt deze te gebruiken om een verbinding met een beschikbaar netwerk te maken.
  • Ad-hocmodus is uitgeschakeld. De knop Verbinden in het dialoogvenster voor ad-hocverbindingen functioneert niet meer.
  • Menu van het pictogram op de taakbalk: Het is niet meer mogelijk om vanuit het taakbalkmenu een ad-hocprofiel te starten of een profiel toe te passen.
Opmerking: Als de hierboven genoemde knoppen worden gebruikt, wordt het volgende bericht weergegeven: "Een ander draadloos LAN-hulpprogramma communiceert met de Intel(R) PRO/Wireless LAN-adapter. Functies voor profielbeheer van Intel(R) PROSet zijn tijdelijk uitgeschakeld om conflicten te vermijden."

Scannen naar beschikbare netwerken

Een snelle manier om een verbinding met een netwerk te maken, is de knop Scannen gebruiken om in het bereik van de draadloze adapter te zoeken naar een toegangspunt van het netwerk. Wanneer een netwerk is gevonden, kunt u direct verbinding maken zonder een profiel of een nieuw profiel maken.

Opmerking: Profielen waarvoor de optie Automatisch importeren inschakelen is geselecteerd, zullen ook worden weergegeven in de profiellijst van de beschikbare netwerken. Zie Automatische profieldistributie voor meer informatie.

Ga als volgt te werk om te scannen naar beschikbare netwerken:

  1. Selecteer de draadloze adapter in het linkerdeelvenster van de pagina Algemeen.
  2. Selecteer de tab Netwerken.
  3. Klik op de knop Scannen.
  4. In het dialoogvenster Beschikbare netwerken worden de namen weergegeven van de beschikbare netwerken.
  5. Selecteer het netwerk in de lijst en klik op de knop Verbinden. Klik op de knop Vernieuwen om de lijst van beschikbare netwerken bij te werken.
  6. Als u een verbinding wilt maken zonder een profiel te maken, klikt u op Nee, verbind me rechtstreeks zonder een profiel te maken.
  7. Als u een nieuw profiel wilt maken met de wizard Profiel, klikt u op Ja, nu een profiel voor dit netwerk maken.
  8. Klik op OK om de verbinding met een netwerk tot stand te brengen.

Verbinding maken met een netwerk via een toegangspunt

Een infrastructuurnetwerk bestaat uit één of meer toegangspunten en één of meer computers waarin draadloze adapters zijn geïnstalleerd. Elk toegangspunt moet een kabelaansluiting hebben met het LAN (Local Area Network).

Als u een netwerkverbinding wilt maken, maakt u eerst een nieuw profiel met de wizard Profiel. Vervolgens selecteert u dit profiel om verbinding te maken met het netwerktoegangspunt door op de knop Verbinden te klikken. U kunt een verbinding met een netwerk ook tot stand brengen met de knop Scannen. Zie Nieuwe profielen maken voor meer informatie.


Verbinding maken met een Peer-to-Peer-netwerk (ad hoc)

In de ad-hocmodus (peer-to-peer) kunt u informatie verzenden naar en ontvangen van andere computers, zonder een toegangspunt te gebruiken. Elke computer in een peer-to-peer-netwerk wordt een peer genoemd. Alle draadloze clients in het ad-hocnetwerk moeten dezelfde netwerknaam (SSID) en hetzelfde kanaalnummer gebruiken. Voor een lijst van toegestane ad-hockanalen voor 802.11b, raadpleegt u Adapterinstellingen voor meer informatie.

 
Opmerking: Als u scant met een ad-hocprofiel dat is ingesteld op een specifiek transmissiekanaal en er een ad-hocnetwerk op een ander kanaal gevonden wordt, wordt u verbonden via het nieuwe kanaal. Het nieuwe kanaalnummer wordt weergegeven in de Adapterinstellingen.

Verbinding maken met een ad-hocnetwerk

 
Opmerking: Voor informatie over verbindingen met een ad-hocnetwerk met gebruikmaking van een profiel raadpleegt u de sectie Een ad-hocprofiel maken met de wizard Profiel.

  1. Verbinden met gebruikmaking van een ad-hocprofiel. Zie Nieuwe profielen maken voor meer informatie. Selecteer een ad-hocprofiel in de profiellijst en klik op de knop Verbinden. Voor deze methode wordt een vooraf gedefinieerd ad-hocprofiel gebruikt dat is gemaakt met de wizard Profiel. Het ad-hocprofiel wordt weergegeven in de profiellijst. Wanneer u zich aanmeldt bij een ad-hocnetwerk, wordt het transmissiekanaal dat is vastgesteld door de eerste computer, gebruikt. Dat kan een ander kanaal zijn dan het kanaal dat is geselecteerd bij het maken van het ad-hocprofiel met de wizard Profiel.
  2. Zonder profiel deelnemen aan een eenmalige ad-hocsessie. Raadpleeg Een ad-hocverbinding (peer-to-peer) starten hieronder voor meer informatie. Bij deze methode wordt geen vooraf gedefinieerd profiel gebruikt. Om een verbinding te maken met een ad-hocnetwerk, gebruikt u de knop Scannen om te scannen naar ad-hocnetwerken, typt u het wachtwoord (SSID) en klikt u op de knop Verbinden. Om de sessie te beëindigen, klikt u op de knop Sluiten.

Een ad-hocsessie beëindigen

Om een ad-hocsessie te beëindigen, klikt u op de knop Sluiten. Als de sessie is beëindigd, wordt een poging gedaan om opnieuw een verbinding te maken met het laatst gebruikte profiel.

Een ad-hocprofiel maken met de wizard Profiel

Hieronder wordt beschreven hoe u een nieuw ad-hocprofiel maakt met de wizard Profiel en hoe u verbinding maakt met een ad-hocnetwerk. U kunt een verbinding met een netwerk ook tot stand brengen door de knop Scannen te gebruiken.

Stap 1 van 3: Algemene instellingen

  1. Klik in de pagina Algemeen op de tab Netwerken.
  2. Klik op de knop Toevoegen. Het dialoogvenster Algemene instellingen verschijnt.
  3. Typ de profielnaam in het veld Profielnaam.
  4. Typ de SSID van het netwerk in het veld Netwerknaam (SSID).
  5. Klik op de Ad-hocmodus.
  6. Klik op Dit profiel met wachtwoord beveiligen om een wachtwoord voor het profiel in te stellen.
  7. Klik op Volgende.

Stap 2 van 3: Beveiligingsinstellingen

  1. Selecteer voor de gegevenscodering Geen of WEP
  2. Als u WEP hebt geselecteerd, hebt u de keuze tussen 64-bits of 128-bits voor het coderingsniveau.
  3. Selecteer de sleutelindex 1, 2, 3 of 4.
  4. Geef de vereiste wachtwoordgroep of hexadecimale sleutel op.
  5. Als het selectievakje voor de wachtwoordbeveiliging op de pagina Algemeen is ingeschakeld, klikt u vervolgens op Volgende om de pagina Wachtwoord weer te geven.

Stap 3 van 3: Wachtwoordinstellingen

  1. Klik op het selectievakje Dit profiel met wachtwoord beveiligen.
  2. Typ een wachtwoord in het veld Wachtwoord.
  3. Typ het nieuwe wachtwoord nogmaals in het veld Nieuw wachtwoord bevestigen.
  4. Klik op Terug om de instellingen te veranderen of te verifiëren of klik op Voltooien als u klaar bent met de profielinstellingen en wilt teruggaan naar de pagina Netwerken.

Verbinding maken met het netwerk

  1. Het standaardtransmissiekanaal op het tabblad Adapter wijzigen: Tenzij de andere computers in het ad-hocnetwerk een ander kanaal gebruiken dan het standaardkanaal, hoeft u het standaardkanaal niet te wijzigen. Als u het standaardkanaal wilt wijzigen, klikt u op de tab Adapter en klikt u vervolgens op Configureren onder Selectie ad-hockanaal. Kies een band en een kanaal. Klik op OK om de instellingen op te slaan.
  2. Selecteer de tab Netwerken.
  3. Wanneer het nieuwe profiel is gemaakt, klikt u op het profiel in de profiellijst. Naast de namen van profielen die de ad-hocmodus gebruiken, staat een pictogram van een computer.
  4. Klik op Verbinden om een verbinding met het ad-hocnetwerk tot stand te brengen.

Radio in- of uitschakelen

Als de computer is ingeschakeld, zendt de ingeschakelde adapterradio voortdurend signalen uit. In bepaalde situaties, zoals bij het landen of het opstijgen van een vliegtuig, dienen de signalen van de radio mogelijk te worden uitgeschakeld, zodat deze geen hinder veroorzaken. Hieronder wordt uitgelegd hoe u met het toetsenbord (als deze optie beschikbaar is) en Intel(R) PROSet de radio kunt in- en uitschakelen.

U kunt de radio in- of uitschakelen met het toetsenbord van de computer, de draadloze menuoptie op de taakbalk en Intel(R) PROSet. De huidige status van de radio wordt op de taakbalk weergegeven met het desbetreffende pictogram, maar ook op het tabblad Algemeen.

De optionele hardwareschakelaar voor de radio gebruiken

U kunt de radio in- of uitschakelen met het toetsenbord of met een externe hardwareschakelaar, indien deze opties beschikbaar zijn. Neem contact op met de leverancier van uw computer voor meer informatie. De huidige status van de radio wordt in Intel(R) PROSet weergegeven op het tabblad Algemeen. 

De radio in- of uitschakelen met Intel(R) PROSet

U kunt de radio in Intel(R) PROSet in- of uitschakelen op het tabblad Algemeen. De huidige status van de radio wordt op de taakbalk weergegeven met het desbetreffende pictogram.
De huidige status van de radio wordt tevens weergegeven op het tabblad Algemeen (als de hardwareoptie is geïnstalleerd).  

Radio in- of uitschakelen

Opmerking: Als een laptopcomputer aan staat, zendt de adapterradio voortdurend signalen uit. In bepaalde situaties, zoals in een vliegtuig, kunnen signalen van de radio interferentie veroorzaken.

Ga als volgt te werk om de radio uit te schakelen: Klik op het tabblad Algemeen op de knop Uit naast de optie voor het in- of uitschakelen van de radio.

  • Wanneer de radio is uitgeschakeld, is de draadloze adapter niet meer aan het netwerk gekoppeld.
  • Intel(R) PROSet kan gebruikt worden om profielgegevens te bewerken of toe te voegen wanneer de radio is uitgeschakeld.

Ga als volgt te werk om de radio in te schakelen: Klik op het tabblad Algemeen op de knop Aan naast de optie voor het in- of uitschakelen van de radio.

Wanneer de radio is ingeschakeld, probeert de draadloze adapter met behulp van het laatste profiel een koppeling te maken met het netwerktoegangspunt. Als de adapter geen verbinding kan maken met het toegangspunt, probeert de Configuratieservice een beschikbaar netwerk te vinden. Zie Configuratieservice voor meer informatie.

De radio in- of uitschakelen met de menuoptie op de taakbalk

Klik met de rechtermuisknop op het statuspictogram voor draadloze adapters en selecteer de huidige draadloze adapter. Afhankelijk van de vorige status van de radio, selecteert u Radio uitschakelen (als radio AAN is, om deze uit te schakelen) of Radio inschakelen (als radio UIT is, om deze in te schakelen).


Radio uitschakelen in Windows

U kunt de radio uitschakelen met Apparaatbeheer van Windows.

Windows XP/2000

  1.  Klik met de rechtermuisknop op het bureaubladpictogram Deze computer en kies Eigenschappen.
  2. Klik op de tab Hardware.
  3. Klik op de knop Apparaatbeheer.
  4.  Dubbelklik op Netwerkadapters.
  5. Klik met de rechtermuisknop op de geïnstalleerde draadloze adapter die u gebruikt.
  6. Kies in het snelmenu de optie Uitschakelen.
  7. Klik op OK.

Geavanceerde adapterinstellingen bekijken onder Windows

De adapteropties op het tabblad Geavanceerd onder Windows XP and 2000 zijn:

  • Verzendenergie ad-hocnetwerk - Hier kunt u het niveau instellen van de energie die door de draadloze adapter in het 802.11b ad-hocnetwerk wordt gebruikt bij het verzenden. Ook beschikbaar op het tabblad Adapter van PROSet.

  • Energiebeheer - Hier kunt u een evenwicht instellen tussen de energiebron van de computer en de batterij. Ook beschikbaar op het tabblad Adapter van PROSet.

  • Modus extra kanalen - Hiermee kunnen de extra kanalen 12, 13 en 14 worden gebruikt (standaardkanalen zijn 1-11). Het inschakelen van de kanalen 1-14 is niet in alle landen toegestaan. Alleen beschikbaar in het dialoogvenster Geavanceerd van Windows.

  • Preambule - Met de eigenschap Preambule bepaalt u de lengte van de preambule die voor een verbinding wordt gebruikt. Alleen beschikbaar in het dialoogvenster Geavanceerd van Windows. Raadpleeg De ingestelde lengte van de preambule wijzigen voor meer informatie.

Ga als volgt te werk om toegang te krijgen tot de opties op het tabblad Geavanceerd van Windows:

  1.  Klik met de rechtermuisknop op het bureaubladpictogram Deze computer en kies Eigenschappen.
  2. Klik op de tab Hardware.
  3. Klik op de knop Apparaatbeheer.
  4. Dubbelklik op Netwerkadapters.
  5. Klik met de rechtermuisknop op de naam van de geïnstalleerde draadloze adapter die u gebruikt.
  6. Selecteer het tabblad Geavanceerd.

De ingestelde lengte van de preambule wijzigen

Met de eigenschap Preambule bepaalt u de lengte van de preambule die voor een verbinding wordt gebruikt. Als u problemen ondervindt bij het maken van een verbinding met een toegangspunt, neemt u contact op met uw systeembeheerder of controleert u de ingestelde lengte van de preambule. Als wordt vastgesteld dat een lange preambule nodig is voor de verbinding met het toegangspunt, probeert u de instelling voor de preambule te wijzigen in "Alleen lang". Met deze optie wordt altijd een lange preambuile gebruikt om een verbinding met het toegangspunt tot stand te brengen. Met de standaardinstelling "Auto" wordt de instelling van de preambule op het toegangspunt automatisch gedetecteerd en wordt dan de juiste optie voor de preambule toegepast. Als de optie voor een korte preambule wordt ondersteund, wordt deze gebruikt. Is dat niet het geval, dan wordt een lange preambule gebruikt.

Ga als volgt te werk om de preambule-instelling "Alleen lang" in te schakelen onder Windows XP en Windows 2000:

  1. Start Windows en meld u aan met beheerdersbevoegdheden.
  2. Klik met de rechtermuisknop op het bureaubladpictogram Deze computer en kies Eigenschappen.
  3. Klik op het tabblad Hardware en klik vervolgens op Apparaatbeheer.
  4. Klik op Netwerkadapters, zoek de geïnstalleerde draadloze adapter, klik met de rechtermuisknop op het apparaat en kies Eigenschappen.
  5. Klik op de tab Geavanceerd.
  6. Selecteer Preambule.
  7. Klik op Standaardwaarden gebruiken om het selectievakje uit te schakelen.
  8. Selecteer Alleen lang in de vervolgkeuzelijst.
  9. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten en de instellingen op te slaan.

Beschrijving van Preambule op het tabblad Geavanceerd

Eigenschap Waarde
Preambule "Auto" (standaardinstelling): Met deze optie wordt de instelling van de preambule op het toegangspunt automatisch gedetecteerd en wordt dan de juiste optie voor de preambule toegepast. Als de optie voor een korte preambule wordt ondersteund, wordt deze gebruikt. Is dat niet het geval, dan wordt een lange preambule gebruikt.
  Alleen lang: Met deze instelling wordt altijd een lange preambule gebruikt voor de verbinding met een toegangspunt.  

 


Modus Extra kanalen inschakelen

In sommige landen buiten de Verenigde Staten en Canada worden extra 802.11b-kanalen ondersteund. Als u problemen ondervindt wanneer u verbinding probeert te maken met een toegangspunt, neemt u contact op met de systeembeheerder of controleert u welk kanaal wordt gebruikt door het toegangspunt. Als het 802.11b-kanaal nummer 12 of hoger heeft, moet u de modus "Extra kanalen" inschakelen.

Ga als volgt te werk om de modus Extra kanalen in te schakelen:

  1. Start Windows 2000/XP. Meld u aan met beheerdersrechten.
  2. Klik met de rechtermuisknop op het bureaubladpictogram Deze computer en kies Eigenschappen.
  3. Klik op het tabblad Hardware en klik vervolgens op Apparaatbeheer.
  4. Klik op Netwerkadapters, zoek de geïnstalleerde draadloze adapter, klik met de rechtermuisknop op het apparaat en kies Eigenschappen.
  5. Klik op de tab Geavanceerd.
  6. Selecteer de modus Extra kanalen.
  7. Klik op Standaardwaarden gebruiken om het selectievakje uit te schakelen.
  8. Selecteer Inschakelen in de keuzelijst.
  9. Klik op OK om het dialoogvenster te sluiten en de instellingen op te slaan.

Beschrijving tabblad Geavanceerd van Apparaatbeheer

Eigenschap Waarde
Modus Extra kanalen Aan of Uit (Standaard)
  Uit: Scant naar 802.11b (passief of actief) op de kanalen 1 tot en met 12.
  Aan: Scant passief ook op de kanalen 12 tot en met 14

 

Terug naar inhoudsopgave


Lees alle voorwaarden voor het gebruik.